Van vrijheid van onderwijs naar vrijheid voor onderwijs
21-05-2021
Vrijheid van onderwijs, oftewel artikel 23 van de Grondwet, is een thema dat de laatste tijd op veel belangstelling kan rekenen in de pers, politiek en veel organisaties in en rondom het onderwijs. Onder redactie van Verusadviseur en hoogleraar Chris Hermans is de bundel Vrijheid voor onderwijs: een uitnodiging tot wisseling van perspectief geschreven.
In de bundel komen verschillende wetenschappers vanuit diverse achtergronden aan het woord. De zeven bijdragen zijn bestuurlijk, pedagogisch, levensbeschouwelijk en juridisch van aard.
Naast godsdienstpedagoog Chris Hermans leveren ook Verusadviseur en theoloog Theo van der Zee, verenigingsadviseur Sandra van Groningen, hoogleraar theologie prof. dr. Erik Borgman, pedagoog prof. dr. Gert Biesta, universitair hoofddocent prof. mr. Paul Zoontjens, hoogleraar onderwijsrecht prof. dr. Renée van Schoonhoven, universitair hoofddocent staatsrecht Hansko Broeksteeg en hoogleraar internationaal recht prof. dr. Ernst Hirsch Ballin een bijdrage.
Vijf vragen aan
Om wat dieper op de inhoud van de bundel in te gaan én te ontdekken wat vrijheid voor onderwijs voor onze bestuurders betekent, stelden we vijf vragen aan Berend Kamphuis en Mark Buck (resp. voorzitter en lid College van Bestuur Verus).
Waarom geeft Verus deze bundel uit?
Kamphuis: ‘’De vrijheid van onderwijs heeft van oudsher te maken met de vrijheid van geweten. Die vrijheid van geweten is belangrijk omdat wij ook leerplicht kennen. De leerlingen zijn verplicht om tussen hun 6e en 18e naar school te gaan. En als zij verplicht naar school moeten, dan is het logische complement daarvan dat ouders de vrijheid krijgen om een school te kiezen die in overeenstemming is met hoe zij tegen opvoeding aankijken. Die elementaire vrijheid is een belangrijke kern.
Daarnaast is vrijheid van onderwijs ook een uitnodiging om door middel van jouw onderwijs een bijdrage te leveren aan het ‘common good’, aan de hele samenleving. In de 20e eeuw had vrijheid van onderwijs te maken met de zuilen en hun achterbannen, en was het een middel voor emancipatie. Maar ook toen al was de gedachte er te zijn voor de hele samenleving. Dat geldt nu des te meer, in de nieuwe diversiteit die is ontstaan. Je doet het met het oog op het ‘common good’. Door deze bundel wordt zichtbaar dat deze vrijheid een grote maatschappelijke betekenis heeft en er nieuwe diversiteit is met nieuwe groepen die onderdeel moeten worden van de samenleving. Dat gebeurt juist door vrijheid van onderwijs.’’
Buck vult verder aan: ‘’In de afgelopen jaren heeft een groep wetenschappers zich aan Verus verbonden waarmee we nadenken over thema’s die ons aan het hart gaan. Een logisch onderwerp is dan ook vrijheid van onderwijs. We laten met dit werk zien dat vrijheid van onderwijs een veelkleurig geheel is. De zeven essays die aan bod komen hebben – ondanks hetzelfde onderwerp – allen een verschillende invalshoek. En laten ook zien dat vrijheid van onderwijs dieper gaat dan enkel artikel 23. En dat vindt in deze publicatie zijn weerslag.’’
En waarom juist nu deze publicatie?
Kamphuis: ‘’Je merkt dat er een publiek debat is over de vrijheid van onderwijs. Deze vrijheid wordt soms, en dan ten onrechte als probleem aangekaart als we het hebben over inclusiviteit en segregatie. Wij willen juist laten zien dat de vrijheid van onderwijs historisch gesproken een enorme bijdrage heeft geleverd aan inclusiviteit en het tegengaan van segregatie, sterker nog: dat de vrijheid van onderwijs een fundamenteel en vitaal grondrecht is, dat groepen en individuele personen uitnodigt op hún manier, met hún opvattingen de samenleving mee op te bouwen.’’
Buck: ‘’Er zijn ook een heleboel vragen te stellen over de actuele vrijheid van onderwijs. Wat vraagt vrijheid van onderwijs bijvoorbeeld van allerlei geledingen in het onderwijs? Bij bestuurders, leraren, ouders, kinderen en de samenleving leven allerlei actuele benaderingen over deze vrijheid en die zijn in deze bundel geland.’’
Lees verder
Bron: Verus
« Terug naar het overzicht