Geen middenschool, maar betere leraren. Dat kunnen we leren van Finland.
17-06-2021
Kansenongelijkheid bestrijd je met radicale kwaliteitsverbetering van het basisonderwijs, stellen Anna Bosman en Sezgin Cihangir in een prikkelend opinieartikel in Trouw. Zo bestrijd je ook het lerarentekort: kijk maar naar Finland.
Er zijn twee problemen in het Nederlandse onderwijs waar de media aanhoudend over berichten: het lerarentekort en de slecht taal- en rekenprestaties van Nederlandse scholieren. In beide gevallen is de trend negatief.
Het nu al nijpende lerarentekort neemt toe. In 2019 was in het primair onderwijs, voortgezet onderwijs, speciaal onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs een tekort van ruim tweeduizend docenten, inmiddels zijn dat er vierduizend en verwacht wordt dat het er in 2027 bijna elfduizend zijn.
‘Vaardigheden’ in plaats van inhoud
Naast de kwantiteit is er de kwaliteit: de Nederlandse leerkracht heeft een pabo-opleiding, die gericht is op het opleiden van de leerkrachten met generieke ‘vaardigheden’, waardoor de vakinhoudelijke kwaliteit de afgelopen decennia gestaag is afgenomen. Door dumbing down van de pabo kunnen veel leerkrachten zelf niet foutloos rekenen, schrijven of hebben ze onvoldoende taalkennis. Hoe moeten zij het onze kinderen dan bijbrengen? En dan is er nog een factor: het sóórt onderwijs dat gegeven wordt. De meeste Nederlandse leerkrachten zijn gevormd door een pedagogische cultuur waarin kennisoverdracht steeds meer plaats heeft gemaakt voor ‘ontdekkend leren’, waarbij de leerkracht nog slechts een soort coach is. Of het zogeheten ‘realistisch rekenen’, waarvan je helaas geen rekenen leert.
Deze problemen overlappen elkaar, de remedies doen dat ook. Lesgeven, ‘directe instructie’ is efficiënter dan ‘ontdekkend leren’. Kortom: er moeten meer en betere leerkrachten komen, en betere, efficiëntere lesmethoden, gericht op elementaire taal- en rekenvaardigheden.
Vernieuwingsdrang
Dit is allesbehalve een revolutionaire diagnose, iedereen die onderwijs geeft weet dit, en toch gebeurt er niets. Waarom niet? Omdat het onderwijsbeleid niet wordt gemaakt door onderwijsgevenden, maar door onderwijskundigen, en die willen altijd maar één ding: vernieuwen. Betere leerkrachten en betere lesmethoden zien zij als de weg terug naar hun eigen schooltijd, toen niet de leerling, maar de leerkracht centraal stond, en alles draaide om kennisoverdracht. Dat nooit weer!
Daarom hebben de beleidsmakers nu een nieuwe fetisj geïntroduceerd, om de aandacht van dit probleem af te leiden: ‘kansenongelijkheid’. In de televisieserie Klassen konden wij zien hoe kinderen uit kansarme milieus vaak een te laag advies voor het voortgezet onderwijs krijgen, gebaseerd op hun minder stabiele, minder stimulerende thuisomgeving.
Inmiddels is ook de Onderwijsraad op deze nieuwe bandwagon gesprongen. Half april bracht de raad het advies Later selecteren, beter differentiëren uit. Vrijwel alles dat in de commentaren naar aanleiding van Klassen werd opgemerkt, komt hier bij elkaar: het Nederlandse onderwijs selecteert te vroeg en adviseert vaak te laag. Door ‘te vroege’ selectie missen sommige kinderen de kans op een hogere vervolgopleiding, en door ‘onderadvisering’ ook. Alle hens aan dek! Oplossing: een nieuwe middenschool.
Kansarme milieus
Maar vroeg- en onderadvisering treft slechts een klein deel van de leerlingen, de gestage kwaliteitserosie van ons basisonderwijs treft alle leerlingen, en dan vooral die uit kansarme milieus, die geen thuisfront hebben van hoogopgeleide ouders, broers en zussen, die kunnen bijspringen om de lacunes op te vullen. Dat is een veel grotere bron van kansenongelijkheid.
Voorstanders van dit idee verwijzen vaak naar Finland. In de jaren zeventig werd daar een radicale onderwijshervorming doorgevoerd, en sindsdien klom Finland met zijn onderwijsprestaties naar de wereldtop. En in Finland maken kinderen twee jaar later de keuze voor hun vervolgopleiding dan in Nederland. In Trouw (9 mei) verscheen recent een gloedvol stukken over dit lichtende Finse voorbeeld, ook weer met verwijzing naar Klassen en het Onderwijsraadrapport.
Finse methode
Maar latere selectie is niet de reden voor Finlands jarenlange opmars op de ranglijsten. Wat Finland in de jaren zeventig constateerde, is dat de kwaliteit van het basisonderwijs zwaar ondermaats was. Dáár zat het probleem, en dat pakten zij aan. Hoe? Door het leraarschap drastisch op te waarderen. Finse leerkrachten worden sindsdien universitair opgeleid, waardoor zij qua status ongeveer gelijk zijn aan artsen en advocaten. Zij genieten een voortreffelijk salaris en mooie secundaire arbeidsvoorwaarden, zij hebben autonomie en aanzien – precies waar het in Nederland aan ontbreekt.
Finse leerkrachten moeten zich een grote diversiteit aan lesmethodes eigen maken, zodat zij ieder kind, linksom of rechtsom, op het vereiste niveau kunnen brengen. Finse schoolklassen zijn maximaal 20 leerlingen groot, in Nederland is 35 geen uitzondering. Leerkracht is in Finland een felbegeerde baan. In Finland is een lerarenoverschot.
‘Ontdekkend’ leren werkt niet
Wat dat juichstuk ook niet vermeldt, is dat Finland de laatste jaren weer daalt op de internationale ranglijsten. Het onderzoek naar de oorzaken is gaande, maar één ding is wel opvallend: die daling valt samen met de introductie van nieuwe digitale leermiddelen en phenomenon-based learning in Finland, een variant van wat wij ‘ontdekkend leren’ noemen. En dat, toen het in Nederland werd ingevoerd, ook tot een daling van de resultaten leidde. Finland klom gestaag op de ranglijsten toen er aan de kwaliteit gewerkt werd, en begon te dalen toen het zich van de wijs liet brengen door pedagogische zoethouderij.
Wij kunnen dus inderdaad veel leren van het Finse onderwijs. Niet dat wij dringend een middenschool nodig hebben, maar dat ‘kansenongelijkheid’ in het onderwijs vooral wordt veroorzaakt door modieuze, inefficiënte leermethoden. En dat je die ongelijkheid het beste bestrijdt met het opwaarderen van het leraarschap en radicale kwaliteitsverbetering van het basisonderwijs met als basis: kennisoverdracht. Precies wat in Nederland moet gebeuren.
Dát zou de ‘Finse les’ moeten zijn.
Bron: Trouw
« Terug naar het overzicht